Werken ja , maar onder welk statuut ? De discussie daarover duikt op met de regelmaat van een klok . Of ze nu wordt gevoerd in internationaal of nationaal perspectief . Op de 100 jaar ILO-viering in Brussel verwees Jan Denys , arbeidsmarktdeskundig en Randstad-medewerker naar mijn blog hierover . Het was een niet gepubliceerde blog . Maar het eerste stuk is niet polemisch en nog steeds actueel . Dat gaat over één essentiele vraag .
Hoeveel statuten zijn er eigenlijk om een activiteit uit te oefenen zijn ?
De vraag stellen moet samengaan met een omschrijving van wat een specifiek statuut is . Het kan immers gaan over specifieke situaties wat betreft:
– De reglementering van de activiteit ( voor werknemers bvb : arbeidsduur, arbeidsreglement, begin en einde contract, loonbescherming, verantwoordelijkheid, afwezigheidsrechten en plichten , veiligheidsaspecten / voor zelfstandigen de eventuele reglementering van het beroep …)
– Het sociale zekerheidsstelsel ( zowel qua bijdragen als qua mogelijke uitkeringen en vergoedingen)
– De organisatie van de arbeid
– De verloning
– Het sociaal overleg
De drie belangrijkste statuten met eigen specifieke kenmerken zijn dan dat van werknemer (arbeider en bediende), zelfstandige en ambtenaar .
Beperkt men zich echter tot enkele specifieke maar wel belangrijke kenmerken , dan komt men tot een lange waslijst van statuten . En dan gaan we niet eens in op de verschillende variantes in het kader van een zelfstandige activiteit .
We beginnen vertrekkend van de lijst van de RSZ van specifieke gevallen ( de categorie van vermoedens uitgesloten)
– Handelsvertegenwoordgers
– Sportlui
– Socioculturele sector
– Schooltoezicht
– Kunstenaars
– Leerlingen
– Stagiairs
– Huisarbeiders
– Personenvervoerders
– Goederenvervoerders
– Mindervaliden
– Studenten
– Geneesheren
– Bursalen
– Onthaalouders
– Uitzendkrachten
– Echtgenoten
– Zeevissers
– Binnenschippers
– Landbouwarbeiders
– Huispersoneel
– Vrijwilligers
Om er nog volgende aan toe te voegen
– dienstencheque-jobs
– werkgevergroepering-jobs
– gelegenheidswerkers ° horeca ° tuinbouw ° begrafenisondernemingen
– deeltijdsen met inkomensgarantie
– ibo-ers
– journalisten
– bouwvakkers
– havenarbeiders
– champignonkwekers
Zonder de nieuwe te vergeten ingevoerd door de laatste regering
– Flexijobs
– Verenigingswerkers
– Diensten tussen burgers
– Deelplatform activiteiten
– Van prestatie vrijgestelden
En we zijn niet zeker dat onze lijst exhaustief is . We aarzelen bvb om de lijst nog langer te maken en voegen er bewust niet aan toe om lange discussies te vermijden : de gedetacheerden uit het buitenland, de werknemers in ploegen , de onderzoekers .
Het zou interessant zijn deze verschillende afwijkende statuten te klasseren in functie van een aantal criteria : wanneer werden ze ingevoerd , waarom werden ze ingevoerd , hoeveel wordt er van gebruik gemaakt en hoe evolueren ze, en voor welke aspecten zijn ze specifiek ?
Vooral dat laatste zal aantonen dat de amplitude van de afwijking tov het standaard werknemers-statuut sterk verschillend is . Voer voor analyse en diagnose . Misschien daarmee beginnen voor nieuwe voorstellen of pasklare oplossingen te lanceren ?
Geef een reactie