Author: Paul Soete (page 6 of 6)

Makkers staakt uw wild geraas

 

Summerstrike. Het klinkt mooi. Zomerstaking al veel minder. Het emo-gehalte van de persreacties en van de tussenkomsten op sociale media lag uitermate hoog, na de onverwachte werkonderbreking van de luchtverkeersleiders bij Belgocontrol en na de aangekondigde 24-urenstaking van het ACOD bij de NMBS eind juni.

 

Begrijpelijk onbegrip bij de publieke opinie. In tegenstelling bvb. met de reacties na de werkonderbrekingen bij Delhaize, na de aankondiging van de zware herstructurering. Onbegrip gevoed door de gevolgen voor klanten of het nu vakantiegangers of pendelaars waren. Onbegrip voor de manier waarop de actie werd gevoerd en bij de NMBS zelfs ontspoorde.  Onbegrip voor de motieven van de stakers, actief in overheidsbedrijven die instaan voor het algemeen belang. En die een voorkeurstatuut genieten, vergeleken met de meerderheid van werknemers in de privé-sector. Bij de NMBS begreep niet alleen de directie het niet, maar zelfs 2 van de 3 gevestigde vakbonden. Blijkbaar ging het over het te traag aanwerven van personeel in knelpuntberoepen, probleem ten dele gecreëerd door het stelsel van vervroegd uittreden op 55 jaar toepasselijk op het rijdend personeel. En over het niet kunnen opnemen van de talrijke, aan het 36-urenstelsel gebonden, compensatierustdagen tijdens de vakantieperiode. Wat in elke onderneming gepland moet worden en niet ten koste kan gaan van de publieke dienstverlening die gewaarborgd moet worden.

 

De onvrede en het onbegrip in de publieke opinie moeten ons doen nadenken over een mogelijke omkadering van het stakingsrecht.

In welke richting ?

 

Bij elke uiteenzetting over ons sociaal model krijg ik de gelegenheid de drie belangrijkste pijnpunten in conflictsituaties aan te kaarten.

 

Ten eerste zijn er de zogenaamde ‘feitelijkheden‘ of acties die buiten een normale uitoefening van het stakingsrecht vallen. Zoals handtastelijkheden, vernielingen, sequestratie, bezettingen, sabotages, belemmeringen t.o.v. derden, enz. Die feitelijkheden maken geen deel uit van het stakingsrecht en laten werkgevers en andere slachtoffers weinig andere keuze dan zich te wenden tot de rechterlijke macht, ondermeer in kort geding wegens het dringend karakter.

 

Ten tweede zijn er de overlegprocedures die in talloze cao’s zijn vastgelegd en bepalen welke stappen de partijen moeten zetten vooraleer naar het stakingswapen kan worden gegrepen. Daarin staat ook steeds een bemiddelingsprocedure en een opzegtermijn die dient geëerbiedigd te worden. Dit is de kern van ons overlegmodel,maar werkt quasi nooit volgens het boekje. De bemiddelaars van de FOD WASO kunnen dit allen getuigen. Dat betekent zeker niet dat overleg en bemiddeling onnuttig zijn, integendeel, maar dat nog in te veel gevallen eerst een open conflict moet plaatsvinden.

 

Ten derde is er de roep naar minimale dienstverlening, zeker wanneer het gaat om overheidsbedrijven die instaan voor het algemeen belang en een monopolie hebben, zoals het geval is voor loodsen, trein- en luchtverkeer. Ondanks de vloed van voorstellen ondermeer op parlementair vlak, ben ik geen grote fan van een opgelegde minimale dienstverlening. Minimale dienstverlening zal altijd zeer slechte dienstverlening zijn wanneer het gaat over verkeer. En de voorstellen die daarover werden uitgewerkt, getuigen vooral van grote principiële gedrevenheid eerder dan van een pragmatische aanpak. Daarbij wordt te pas en te onpas gegoocheld met het concept van ‘prestaties van algemeen belang in vredestijd ‘en met de enkele geslaagde toepassingen ervan.

 

Mijn overtuiging is dat een systeem van minimale dienstverlening enkel zin heeft als dit in samenspraak met de betrokken vakbonden wordt georganiseerd. Zoals in hospitalen. Zoals in de energiesector. Verwijzen naar het voorbeeld van Frankrijk zoals een ex-spoorbaas van de NMBS recent nog deed, is slechts ten dele geloofwaardig. De chaos op het Franse spoor waarvan ik enkele weken geleden bevoorrechte getuige was, bewijst dit voldoende

 

Wat zou dan wel kunnen worden voorgesteld om het stakingsrecht te omkaderen ?

 

Laten we gebruik maken van de recente conflicten om op te lijsten welke procedures kunnen verbeterd worden, hoe de regels voor conflictbeheersing beter afdwingbaar kunnen worden gemaakt en hoe rechten, plichten en verantwoordelijkheden kunnen worden verduidelijkt.

 

 

Opvallend is dat heel veel pijnpunten te maken hebben met situaties waarin de stakingsactie slechts uitgaat van één enkele vakbond. Kijk maar naar de NMBS-staking: de opzegprocedure voor staking was door ACOD gerespecteerd. Maar als slechts één vakbond staakt, zou dan vooraf niet moeten worden nagegaan of de meerderheid van de werknemers dit steunt ? Anders is de meerderheid slachtoffer van de minderheid, naast de klanten. Behoort het bezetten van een cruciaal onderdeel van het net zoals een seinhuis, wat disproportionele gevolgen heeft op de werkmogelijkheden van niet-stakers, tot het uitoefenen van het stakingsrecht ? En los van de NMBS is een klassiek discussiepunt dat van de uitzendarbeid. In geval van staking kunnen uitzendarbeiders niet werken, zodat een staking door een minderheidsvakbond veel zwaarder weegt dan zijn soortelijk gewicht in het bedrijf.

 

Beter afgelijnde procedures, duidelijker omschreven gevolgen, een aanpak die niet raakt aan het stakingsrecht maar met respect voor de collectiviteit. Zoals een vakbondsman me zei: misschien heeft die zomerstaking dan toch een positief gevolg op termijn. En wordt dit een thema voor het federaal formatieberaad.

 

 

Paul Soete – 1 7 2014

Toch beter geen wereldkampioen ?

Mexico 1986 . Zelfs wie toen nog niet geboren was , heeft het inmiddels meer dan eens kunnen beleven . De nachtelijke overwinning en verlengingen tegen Rusland . De winnende penalty na opnieuw verlengingen tegen Spanje . Ons land in een halve finale van een wereldkampioenschap . En een triomftocht door de hoofdstad . Prachtige beelden die oeverloze herhalingen weerstaan .

Maar wat waren de economische gevolgen van dit uniek gebeuren . Zijn we er daardoor beter of slechter op geworden ? Is daar enig onderzoek over gebeurd ? En welke lessen kunnen we daaruit trekken ?

Het meeste onderzoek over de economische effecten van europese of wereldkampioenschappen voetbal spitst zich toe op de impact bij de organiserende landen . De resultaten van dat onderzoek zijn niet eenduidig . Behalve de evidentie dat horeca en bouw er wel bij varen . Toch opvallend dat de pers er steeds meer aandacht aan besteedt  . En nu ook aan de sociale dimensie . Terecht  . Tijdens het Mexicaans avontuur was er enkel wat beleefde interesse voor het sociaal programma rond het voetbalgebeuren . Over de werkomstandigheden bij de bouw van de infrastructuur helemaal niet  .Dit is duidelijk wel het geval voor  het huidig WK in  Brazilie en voor het ( al dan niet ) komende in Qatar.

Wat de impact betreft op de ondernemingen uit ons land betreft , is er de BSTC club van Agoria,  die  actief onze bedrijven ondersteunt om te scoren bij internationale sportevenementen . Toeval of niet , daarbij komt men wat het aantal betreft , op een bedrijven-elftal uit . Dat is althans zo in Brazilie en was zo in Oekraine en Polen voor het voetbal EK 2012 . Daaruit kan men in elk geval al afleiden dat er geen verband te leggen is tussen kwalificatie voor de kampioenschappen en de activiteit van de bedrijven die technologie kunnen aanbieden .

Maar er is wellicht wel een verband tussen kwalificatie en de binnenlandse activiteit van deelnemende landen tijdens het voetbalfeest . De impact op de consumptie van goederen en diensten tijdens die periode is zeker positief . Minder duidelijk is de impact op de productiviteit van de werknemers tijdens die periode . Wel evident is dat die impact dubbel zo groot is als men in plaats van 2 weken , vier weken in de running blijft  . Maar veel moeilijker zijn de positieve en negatieve effecten in te schatten . Enerzijds heb je tijd- en mogelijk  concentratieverlies . Anderzijds heb je het verhoogd enthousiasme , een groter samenhorigheidsgevoel enz ..

Mijn stelling is alvast dat de euforie op korte termijn wel positief kan werken , maar geen goede raadgever is op langere termijn . Kijk maar naar 1986 . We kwamen toen uit een lange periode van volmachten en ingrepen in de loonvorming , tot en met de beperking van de heilige indexering toe . Maar na de zomer 86 volgde vooreerst sinds 10 jaar een nieuw Interprofessioneel akkoord . En vanaf 87 kregen we de onderhandelingsvrijheid terug . Met welke gevolgen ?

Het is toen dat onze loonkosten de pan zijn uitgerezen en dat de befaamde historische loonkostenhandicap is ontstaan  . Gedurende de 6 jaar volgende op de kwalificatie voor de halve finale hebben we vrij onderhandeld over de lonen. En is het misgelopen . De loonkostenhandicap tov de drie buren is met ruim 6  % verhoogd . En het zijn meteen de laatste 6 jaar geweest van vrije onderhandelingen sinds 30 jaar . Dehaene greep in met een loonblokkering vanaf 93  en met de loonnorm die de sociale partners de loonboeien omdeed vanaf 96 . Tot nu .

Voor de voetballers die ons hadden meegesleept in de euforie is bij mijn weten geen loonnorm toegepast

 

 

 

 

Zachte heelmeesters en stinkende wonden . Niet meer van deze tijd .

‘Zachte heelmeesters maken stinkende wonden’. Het is een spreuk waarvan het gebruik me bijna altijd irriteert. Om twee redenen. Ten eerste is de medische technologie er sinds het ontstaan van die spreuk heel wat op vooruitgegaan. Ze dateert wellicht uit de tijd waarin aderlatingen om de mazelen te bestrijden aan een Franse kroonpretendent het leven kostte ; ze dateert zeker van vóór de tijd waarin het handen wassen voor de heelmeesters als standaardprocedure werd ingevoerd. Wat een veel belangrijker effect had op de overlevingskansen na chirurgische ingreep. Ze heeft wellicht ook een voedingsbodem in de vele oorlogen uit het verleden en het ruim gebruik van amputatie in moeilijke omstandigheden. Wat toch niet altijd de beste oplossing was. Mijn grootvader, in de grote oorlog getroffen door een schrapnel, wimpelde de voorgestelde amputatie van zijn arm af, om toch nog zijn stiel als patissier te kunnen voortzetten. En de speculoos die hij, tot in zijn late levensjaren, kneedde met zijn halflamme arm als steun, was de beste van de kust.

Dankzij de technologie evolueren de medische ingrepen in de richting van steeds preciezere ingrepen, met zo weinig mogelijk ‘collateral dammage’. Met zo weinig mogelijk pijnbeleving. De zachte heelmeester wordt de norm. Een typisch voorbeeld is het gebruik van protontherapie, in de behandeling van kanker , waar we in ons land met IBA een wereldleider hebben. Kortom, de technologie heeft deze spreuk ’outdated ‘ gemaakt.

Een tweede reden van irritatie is dat die spreuk te pas en te onpas wordt gebruikt in de opiniewereld om radicale beleidswijzigingen te promoten. Dat hervormingen nodig zijn om de concurrentiekracht van de ondernemingen, de dreigende kost van de vergrijzing en de werking van de arbeidsmarkt aan te pakken, is evident. Maar heel dikwijls wordt veel meer de nadruk op de diepgang van die hervormingen dan op de inhoud ervan gelegd. Zo moeten die hervormingen meestal ‘fundamenteel’ en ‘structureel’ zijn met ‘ingrijpende‘ maatregelen, want al het andere is ‘too little too late’. Daarom het voorstel dit spreekwoord niet meer in die context as such te gebruiken en zich meer en meer op de inhoud van de noodzakelijke hervormingen toe te spitsen. Met duidelijke en concrete voorstellen, met berekening van de effecten in eerste en tweede ronde, of anders gezegd, met een zo correct mogelijke inschatting van de effecten op korte en middellange termijn.

Een meer ludiek voorstel is het updaten van spreekwoorden, gezegden en uitdrukkingen die meestal nog dateren uit de tijd dat de primaire sector bepalend was voor onze welvaartcreaties. Daarom doe ik beroep op de twittercrowd om onder #spreukenmakeover een vernieuwde versie van niet meer aangepaste uitdrukkingen te formuleren.

Zelf zal ik een steentje bijdragen door dagelijks, op twitter, en zolang de voorraad strekt (wat op zich in een tijd van 3D-printing ook al een uitdrukking is die een makeover verdient), een voorstel te doen.

Hier alvast de eerste ‘Zachte heelmeesters maken dankzij de technologie geen stinkende wonden meer. #spreukenmakeover.

Paul Soete – Juni 2014

Indexering: grafdelver van het sociaal overleg?

De automatische indexering van de lonen als thema op tafel leggen leidt steevast tot extreem gedrag. Steigerende en dreigende vakbonden, vertwijfelde academici, ontkennende politici,… Hoewel er nu toch enige kentering merkbaar is. Om bij de academici te beginnen: de tijd van de professoren experten, die het indexeringssysteem verdedigden, ligt al meerdere decennia achter ons. De kritiek van de internationale instellingen, de conclusies van de ‘studie in de schuif’ van de Nationale Bank in 2012, stellingnames ten persoonlijke titel van de commissaris van het Planbureau wijzen er op dat op dit front enige reflectie toch mogelijk en toegelaten is.En nu is er ook op politiek vlak beweging vast te stellen. Zeker één partij in ons complexe politieke landschap doet voorstellen voor een verregaande hervorming van de indexering. En sluit daarmee aan bij de fundamentele kritiek die door een meerderheid binnen het ondernemersmiddenveld wordt gedragen.Een gelegenheid om de vijf onderliggende elementen van die kritiek even op een rijtje te zetten en ook de meestal minder, of niet belichte argumenten voor een hervorming aan te kaarten.

Weg met dat ‘low tech-complex’

Onze handelsbalans vertoont een dalende trend. 10 jaar geleden was er voor goederen nog een overschot van 7.7 miljard. In 2013 is er een tekort van 6.5 miljard. Dat baart iedereen zorgen. Het is een duidelijk teken dat we minder competitief zijn geworden. Ondernemers verwijzen daarbij in de eerste plaats naar de kosten. Anderen vinden dan weer dat niet alle ondernemingen de juiste producten maken om succes te hebben op de exportmarkten. Bijvoorbeeld doordat ze te veel geconcentreerd zijn op ‘intermediaire‘ goederen en op dat vlak is er meer concurrentie. Ondernemers zouden hun producten moeten aanpassen en veranderen om uit de gevechtszone van de zware concurrentie te geraken. Door meer richting high tech te gaan. Want het aandeel van de high techexport, waar de beste exportkansen liggen, bedraagt in ons land maar 8,6%, terwijl het gemiddelde van de EU 15,6 % bedraagt.Die veelgehoorde stelling moet echter met een flinke korrel zout worden genomen. Ons land is wel degelijk sterk in hightech.Om te beginnen verwijzen we naar de definitie van high techexport. Deze definitie is vrij arbitrair, wat in feite onvermijdelijk is in een macrobenadering. Enkele voorbeelden: machinebouwers zoals LVD vallen terecht onder high tech, maar textielmachinebouwers zoals Picanol en Van de Wiele die technologisch aan de top staan, vallen onder medium tech. Defensiemateriaal is per definitie high tech, maar landbouwmachines zoals de complexe maaidorsers van CNH dan weer niet. Zo kan je nog heel wat andere voorbeelden vinden.Ten tweede heb je de statistische effecten. Wij zijn een sterk internationaal gericht land met een groot exportvolume. Kijk je niet naar het aandeel van de high tech in de export maar naar de absolute cijfers, dan doen we het niet zo slecht. België komt in absolute cijfers met 30 miljard high tech op de 5de plaats, na Duitsland, Nederland, Frankrijk en UK maar vóór Italië en de Scandinavische landen.

Lees meer

Langer werken is Zweeds normaal

Moet je op studiereis naar Zweden met de minister van Pensioenen om overtuigd te worden van de noodzaak langer te werken? Natuurlijk niet. Dat is immers evident als je weet dat de vergrijzingsgolf op ons afkomt en dat in ons land het aantal gewerkte jaren ten opzichte van het aantal levensjaren het laagste ligt in Europa. Maar hoe pak je dat langer werken aan? Daarvoor is het wel zinvol even het licht op te steken in een land waar de effectieve pensioenleeftijd rond de 65 ligt. Ter herinnering: bij ons bedraagt ze nog geen 60 jaar.De politieke besluiten laten we aan de minister. We geven wel graag onze eigen vaststellingen en indrukken weer. Misschien niet altijd ‘evidence based ‘, maar wel zeker voldoende stof tot verder debat.Laten we eerst kijken naar de reglementering in Zweden. De impact van de bestaande regels en de gevolgen van enkele hervormingen. Meest in het oog springend is de vrij fundamentele hervorming van de wettelijke pensioenen uit de jaren ‘90. Het pensioen wordt nu progressief volledig gekoppeld aan de prestaties en aan de levensverwachting. Die ingreep heeft vandaag echter nog niet zoveel impact, maar vergroot natuurlijk wel het bewustzijn dat door langer te werken meer pensioenrechten worden opgebouwd. Belangrijker op korte termijn was wellicht het onmogelijk maken van vervroegde uittredingsstelsels, met uitzondering van deze voor invaliditeit. En de belastingshervorming die de keuze voor actief blijven of actief worden ondersteunt.
Nieuwere posts

© 2024

Theme by Anders NorenUp ↑